ggmüller: teksten

zurück

maakwerk

Een vraag die ik vaak krijg als het over mijn soort van kunst gaat is: "Wat maak je eigenlijk?" En ook in deze tijden van (artistiek) alles-is-mogelijk, is het lang niet altijd makkelijk hier de juiste woorden voor te vinden. Dat ligt vanzelfsprekend zowel aan de beantwoorder van de vraag als aan diegene, die iets wil begrijpen van de samenhang met kunst (of dit toch zo beweert), maar alleen wil luisteren naar de woorden die hij al kent.

En over kunst kan hij al veel gehoord hebben. Luister maar eens op een vernissage! (Lezen is overigens eerder iets voor mensen, die ook andere woorden begrijpen.)

Maar hier gaat het over woorden die mij invallen over mijn "doen" en dus vraag ik niet naar het (willen) begrijpen en kom ik terug naar de inleidende vraag: "Wat maak je eigenlijk?"

Daarachter gaat er nogal wat schuil. De vraag is immers niet: "wat schilder je?" of "wat beeldhouw je?"

Het is dus blijkbaar niet herkenbaar waar men het product dient te plaatsen, bijgevolg wordt maar voor het alomvattende woord "maken" gekozen. Bovendien is het nog altijd geen algemene kennis dat de typologie van de kunst niet alleen een tamelijke differentiatie maar ook een vergroting doorgemaakt heeft. Een "Picasso" blijft een schilderij. Van Tapiés of Kounellis weet men niets. Het begrip van performance of happening of fluxus is in het gunstigste geval verbonden met situationele momenten, eerder toevallig ervaren. Maar ook daar was al het woord "maken": "Ze hebben er iets van gemaakt."

Als u overweegt dat een Duitse Bondskanselier ooit als "Maker" gekenmerkt werd, dan was dit "maken" helemaal niet pejoratief bedoeld.

Ikzelf heb het me nooit afgevraagd. Ik "maakte" gewoon... En er ontstonden producten die eerst aan mij en vervolgens ook aan anderen plezier deden. Het schilderen, laat staan het academische schilderen, heeft mij al vroeg niet meer geïnteresseerd. Het leek mij en het lijkt me nog altijd afgegraasd, leeg gezogen, vooral in de momenteel zo hooggeprijsde pseudo-figuurlijke en tegelijk pseudo-abstracte schilderijen.

"gg de transformator" heeft José Tavernier van de Oostendse galerij Dialoog ooit in een boekje geschreven. José heeft individuele en meerdere groepstentoonstellingen met mijn werken gerealiseerd; hij kent dus hun structuur. Maar zoals vaak is het zicht van de galerijhouder vernauwd, gefocusseerd op het eindresultaat. Maar op de weg daar naar toe gebeurt heel wat meer dan het transformeren in een andere vorm. En niet alleen een mens is hierbij betrokken.

In het begin ligt er iets, dikwijls begraven, bedekt, meestal dus verborgen. Het moet ontdekt worden, van zijn dekking ontheven worden. Concreet mag dat een stuk ijzer in een container van een scheepswerf zijn, een rest sintels onder ballast, een vergeten stang in de wildgroei van een verlaten grond. Soms ligt er iets tijdenlang in het openbaar en niemand heeft het opgemerkt. Deze dingen lijken wel buiten het zicht. Ondertussen heb ik meestal iets bij me om die dingen niet alleen te kunnen zien, maar ook te kunnen onderzoeken. Heel belangrijk is of er een functie herkenbaar is of nog kan worden - anders zou het toekomstige onderwerp te veel beknot worden: ik pruts geen gesmeerde schroeven in elkaar. Vanaf het begin moet er openheid zijn. Navenant mag dat stuk vernield of verwoest zijn, dus zelfs ver af zijn van zijn oorspronkelijke vorm. Soms is er ook iets bij, dat een duidelijke vorm heeft die tot een bepaalde functie behoord heeft maar dat in al zijn vergetelheid en verwoesting een eigen uitstraling ontwikkeld heeft, vooral als het zicht daarop in het latere proces veranderd wordt.

Dat belet mij niet om toch een nog zichtbare functie te nemen. De uiteindelijke beslissing valt immers pas in het laatste stadium van het lange proces, in het afwerken van de eindfiguur.

Overigens speelt de muze reeds veel vroeger een voorname rol. En de tijd van de klagend zuchtende wenkbrauw bij het ontdekken van een ijzerklomp is reeds lang geleden voorbij: ook dit oog vindt!

De weg naar het vinden kan het voorwerp in een nieuw wezen laten uitmonden; sommige stukken hebben tijd nodig om deel van een nieuw werk te kunnen worden. Zo krijgt dat "trans" uit José's "transformator" classificering een uitbreidend karakter en zou de aanduiding ook niet het suffix "-or" moeten hebben (wat toch alleen maar naar een persoon verwijst) maar zou het moeten eindigen op "-ering" om de tijdsfactor te reflecteren: "transformering" dus. Eerst dan zou duidelijk het scheppende proces van een werk uit de definitie komen.

Dit is immers een aspect waarmee te weinig rekening wordt gehouden bij het recipiëren van een artistiek werk: het scheppende proces. Een werk (en niet alleen met mijn materialen) kan wel aan het einde van een productieproces staan maar heeft zijn weg nog geenszins voltooid. Alles wat in "het vrije" staat beweegt zich verder, niet alleen door wind en weer maar ook dieren en planten leveren een bijdrage aan de verandering. Zelfs als er ook geen leven meer in steekt , dan is er toch nog beweging, of tenminste verandering.

Voor een product zelfstandig wordt, heeft het de vorm gekregen die ik het gegeven heb. En het begrip "vorm" is afdoend; vanaf het begin van mijn artistieke werk speelt de vorm de voornaamste rol. (Niet dus een eventuele inhoud, misschien zelfs een boodschap.) Uitgaande van de gedachte en de observatie dat in de eerste plaats het gevormde een kracht kan uitstralen, die een werk aantrekkelijk maakt, wordt al het andere secundair. Natuurlijk hoort daarbij ook de bewust gezette on-vorm, b.v. als provocatie. Wat nu een vorm wordt beslist de voeging van de delen, dus de syntax van een werk. Nu wordt duidelijk waarom al het kiezen van het onderdeel een belangrijke rol speelt in het latere product. Tot aan het einde van de vervaardiging worden de delen geschift en herzien op de juistheid van de (artificiële) grammatica. Een rij werkwoorden mag dat verklaren:

  • kijken, vinden, kiezen, storten, sorteren, ordenen, schiften, lassen, kleven, schroeven, bevestigen. Als nu deze werkwoorden een prefix verkrijgen wordt uiteindelijk duidelijk welke weg een getransformeerd deel heeft genomen:
  • uit-kiezen; ver-plaatsen; in-richten; aan-lassen, -kleven. Derhalve: er gebeurt iets wat in geen samenhangend ambachtelijk doen indeelbaar is; een onderzoek van deze uitspraak mag met verdere onthullende werkwoorden in verband met kleur, ijzer, staal, hout et cetera ondernomen worden.

Daarom benoem ik dat wat ik maak met "maken": er ontstaan maakwerken. De etymologie van dit onderschat werkwoord toont wat erin zit: Het Westgermaans werkwoord heet al in het Middel-Hoog-Duits machen nadat het in het Oud-Hoog-Duits nog mahhon had geheten; in Neder-Duits heet het zoals vandaag in het Nederlands maken; en in het Engels to make; het gaat terug samen met verwante woorden in andere Indo-Germaanse talen op een wortel mag wat kneden bedoelde. Vergelijkbaar ook het Griekse mássein: kneden; smeren; persen; afbeelden en met mágis: geknede massa, deeg, gebak en met mãza (deeg van) gerst; en ook: : [ijzer-] klomp. In het Oud-Hoog-Duits nog wordt het werkwoord in de zin van samenvoegen, samenbrengen, later ook vervaardigen gebruikt. De oorspronkelijke toepassing van het werkwoord had betrekking op huizenbouw: voor de panelen van de skeletbouw leembrij kneden en de vlechtwand met leem vullen. Daaruit ontstaat: bouwen, oprichten, samenvoegen, toepassen, vervaardigen, handelen, doen, werken. (Het Griekse begrip plastiek gaat trouwens terug op een gelijke afkomst.)

Voilà: ik maak. En er ontstaan "maakwerken"; het is mij om het even of het "schilderijen" of ijzeren "plastieken" zijn.

En in het Nederlands is een woordspelletje mogelijk: omdat het vaak noch alleen schilderijen noch alleen beelden zijn noem ik ze: beelderijen....